donderdag 28 januari 2010

Waar realiteit en fictie zich scheiden...


Welkom in Oostende


Onlangs trokken wij op verkenningstocht langsheen de Oosteroever. Met de strakke zeewind in onze haren overzagen wij het visserijdok. Waar in andere steden, overal ter wereld, dokken worden beschouwd als een belangrijke economische troef duiken hier de stemmen op om het dok te dempen. Dit doet ons terug denken aan het verhaal van de grote zeesluis. Dit zorgde voor heel wat beroering. Na het doorlopen van de verschillende onteigeningsprocedures werden deze bouwplannen voor een grote zeesluis afgevoerd.

Het plan van een achterhaven met heel wat ruimte voor loskades ruimde plaats voor het verhaal van Plassendale : een keuze voor een degelijk ecologisch uitgebouwd industrieterrein, dat meer (tewerkstellings)perspectieven biedt dan een desolaat havengebied met loskades en ruimte voor containeroverslag. Het verhaal van Plassendale zit – langzaam maar gestaag – in de goede richting. Helaas heeft het nog niet echt geresulteerd in heel wat extra tewerkstelling voor Oostendenaars. Veel van deze functies worden ingevuld door hooggeschoolden die van heinde en ver komen naar Plassendale.

Opnieuw naar ons vertrekpunt. De nieuwe, grote, brede haventoegang voor Oostende komt er. De werken zijn volop aan de gang… Rest nu nog de vraag welke en hoeveel schepen er langsheen deze havendam zullen glijden? Uiteraard speelt de crisis ons zwaar parten wat de verwerkte tonnenmaat in de haven betreft. Maar er is meer. Door het wegvallen van Ferryways kreeg onze containertrafiek een zware knauw, die gelukkig opgevangen werd door Cobelfret. Geruchten alsof Cobelfret louter een strategische keuze had gemaakt om een monopolie te verwerven werden van tafel geveegd. Spijtig genoeg, heeft Cobelfret na 2 jaar, de Oostendse boeken gesloten en niemand weet nog hoe het moet met hun 30 jarige concessie. Waar 2 jaar terug heel wat grote namen, vanaf de barbecuetafel opriepen tot geloof en hoop in de toekomst, horen we nu niemand meer.

Misschien leggen we onze eieren beter in een andere korf. De tiental(len) cruiseschepen die Oostende aandoen vormen misschien onze nieuwe goudvloot ? Als ze alvast hun stuurboordlichtjes aansteken, wordt het straks nog een mooi feeëriek spektakel… vooral als die duizenden kapitaalkrachtige shoppers als lemmingen hun drijvende paleizen verlaten… en rechtstreeks de trein naar meer toeristische oorden zoals Brugge en Gent nemen?

De museumhaven, het fort Napoleon dat straks al dan niet zijn glooiing terugkrijgt, de verdere ontwikkeling en exploitatie rond de bunkers van de batterij Hundius,… Het wordt straks nog aangenaam vertoeven op de Oosteroever. Laat ons het gebied omheinen, ingangsgeld vragen, en voorwaar de “Haven Oostende” wordt de nieuwe publiekstrekker in Oostende.

Vanuit de appartementstorens die zullen verrijzen langsheen de Henri Baelskaai,zal je een mooi uitzicht hebben op dit alles. Het doet ons een beetje denken aan het fantastische hotel in Euro-Disney, die én hotel én de ingang van het pretpark is. Heel mooi, heel duur ook ! Henri Baels zaliger zou zich wellicht gelukkig voelen : zijn naam kunnen lenen aan een “kaai”, langsheen een fantastisch bouwproject.

Op vlak van ruimtelijke ordening kan dit project – met heel wat aandacht voor de verwevenheid van functies - wel tellen. De mix tussen huisvesting en tewerkstelling oogt mooi en is lovenswaardig. Tussen droom en daad staan echter heel wat praktische bezwaren en industriële hinder. Het zou ons dan ook niet verbazen dat binnen de kortste keren deze ondernemers “weggepest” worden wegens teveel klachten van omwonenden. Want deze omwonenden worden wellicht een erg selectieve laag binnen de bevolking : de wat betere klasse die zich een duur appartement kan veroorloven. Voor wie zelfs dat nog te minnetjes zou zijn resten natuurlijk nog de peperdure happy few appartementen op de Churchillkaai.

Finaal zullen de huidige bedrijven zich wel herlokaliseren. Ruimte zat in het havengebied. Het project van Patrick Lagrou (die de oude Beliard werf opkocht en een nieuwe scheepswerf wou starten) is ook op de klippen gelopen. Haven Oostende wordt nu de eigenaar van dit gebied. Maar voorlopig ontbreekt het nog aan ideeën om deze ruimte in te vullen : kaaiterreinen, opslagplaats of plaats voor andere industrie ?

Ook het vroegere Seghers, nu Maritieme Site Oostende komt vrij te staan. Hier huisde een uniek tewerkstellingsproject. Er werd op een degelijke manier gewerkt met mensen die elders in de maatschappij werden afgeschreven. Helaas werd de subsidiekraan dichtgedraaid. Tja wie heeft nu trouwens nog scheepsherstellers nodig ? Tenzij om een zeldzame keer wat oude wrakken te repareren, die dan hun laatste rustplaats vinden in de “museumhaven”. En gelukkig kunnen deze kranige dames nog opgetakeld worden op de slipway, want die blijkt na 75 jaar nog steeds in perfecte staat te verkeren.

Een aantal gebieden binnen de haven werden ondertussen wel optimaal ingekleurd. Verschillende projecten rond windmolens hebben zich de voorbije jaren aangediend. Samen met de ontwikkelingen op Greenbridge, heeft Oostende zich hiermee op de kaart van de groene energie geplaatst.

Hopelijk zullen de diverse bedrijven die ook voor de reparatie en de nazorg van de windmolens instaan, voldoende investeren in innovatie en verdere productontwikkeling, zodat ze ook het volgend decennium overleven.

Ondanks alles beweegt er het een en het ander op de Oosteroever. En dit vormt slechts een kleine schakel in het groter geheel. Samen met bv. het stationsproject zullen de duizenden toeristen die straks uit de trein stappen een boeiend samenspel van haven, tewerkstelling, kantoorruimtes en mobiliteit kunnen aanschouwen.

Wie weet wordt straks misschien opnieuw een veerboot ingelegd of een tunnel gegraven. Zo staan deze toeristen op een mum van tijd, in hun mooie 2e verblijven op Oosteroever. Uiteraard zullen ze onderweg nog een bezoekje brengen aan onze miniatuur-vismijn, waar een paar der laatste Mohanikanen met zware subsidies en de laatste nieuwe boomkorf en catamaran-visserijtechnieken, af en toe nog eens een “Benne” vis binnenbrengen. Echte, naar zee riekende vis, binnen een vismijn die straks wellicht dankzij het Vlaamse Gewest opnieuw wat impulsen krijgt. En hopelijk gaan deze impulsen verder dan het renoveren van oude pakhuizen tot hedendaagse burelen voor het VLIZ of de Unesco.

Op vlak van ruimtelijke ordening kan dit project – met heel wat aandacht voor de verwevenheid van functies -wel tellen. De mix tussen huisvesting en tewerkstelling oogt mooi en is lovenswaardig. Tussen droom en daad staan echter heel wat praktische bezwaren en industriële hinder. Het zou ons dan ook niet verbazen dat binnen de kortste keren deze ondernemers “weggepest” worden wegens teveel klachten van omwonenden. Want deze omwonenden worden wellicht een erg selectieve laag binnen de bevolking : de wat betere klasse die zich een duur appartement kan veroorloven. Voor wie zelfs dat nog te minnetjes zou zijn resten natuurlijk nog de peperdure happy few appartementen op de Churchillkaai.

Finaal zullen de huidige bedrijven zich wel herlokaliseren. Ruimte zat in het havengebied. Het project van Patrick Lagrou (die de oude Beliard werf opkocht en een nieuwe scheepswerf wou starten) is ook op de klippen gelopen. Haven Oostende wordt nu de eigenaar van dit gebied. Maar voorlopig ontbreekt het nog aan ideeën om deze ruimte in te vullen : kaaiterreinen, opslagplaats of plaats voor andere industrie ?

Ook het vroegere Seghers, nu Maritieme Site Oostende komt vrij te staan. Hier huisde een uniek tewerkstellingsproject. Er werd op een degelijke manier gewerkt met mensen die elders in de maatschappij werden afgeschreven. Helaas werd de subsidiekraan dichtgedraaid. Tja wie heeft nu trouwens nog scheepsherstellers nodig ? Tenzij om een zeldzame keer wat oude wrakken te repareren, die dan hun laatste rustplaats vinden in de “museumhaven”. En gelukkig kunnen deze kranige dames nog opgetakeld worden op de slipway, want die blijkt na 75 jaar nog steeds in perfecte staat te verkeren.

Een aantal gebieden binnen de haven werden ondertussen wel optimaal ingekleurd. Verschillende projecten rond windmolens hebben zich de voorbije jaren aangediend. Samen met de ontwikkelingen op Greenbridge, heeft Oostende zich hiermee op de kaart van de groene energie geplaatst.

Hopelijk zullen de diverse bedrijven die ook voor de reparatie en de nazorg van de windmolens instaan, voldoende investeren in innovatie en verdere productontwikkeling, zodat ze ook het volgend decennium overleven.

Ondanks alles beweegt er het een en het ander op de Oosteroever. En dit vormt slechts een kleine schakel in het groter geheel. Samen met bv. het stationsproject zullen de duizenden toeristen die straks uit de trein stappen een boeiend samenspel van haven, tewerkstelling, kantoorruimtes en mobiliteit kunnen aanschouwen.

Wie weet wordt straks misschien opnieuw een veerboot ingelegd of een tunnel gegraven. Zo staan deze toeristen op een mum van tijd, in hun mooie 2e verblijven op Oosteroever. Uiteraard zullen ze onderweg nog een bezoekje brengen aan onze miniatuur-vismijn, waar een paar der laatste Mohanikanen met zware subsidies en de laatste nieuwe boomkorf en catamaran-visserijtechnieken, af en toe nog eens een “Benne” vis binnenbrengen. Echte, naar zee riekende vis, binnen een vismijn die straks wellicht dankzij het Vlaamse Gewest opnieuw wat impulsen krijgt. En hopelijk gaan deze impulsen verder dan het renoveren van oude pakhuizen tot hedendaagse burelen voor het VLIZ of de Unesco.

Diezelfde toerist kan na zijn visje, rustig de straat oversteken en zijn 2e verblijf binnenstappen. Rustig, inderdaad want de huidige verkeerstrafiek ebt geleidelijk weg. Ofwel wegens verdwenen tewerkstelling, ofwel omdat het een té moeilijke opdracht is voor het zwaar verkeer om de haven te bereiken.

Sinds de ingrepen en wegeniswerken lijkt het havengebied meer weg te hebben van een manoeuvre-oefenterrein. Waar is de tijd dat Flor Koninckx ons nog entertainde met educatieve praatjes. Veel werk zou Flor er niet meer hebben. Deze mobiliteitsproblemen zullen wellicht niet opgelost worden door straks de autosnelweg niet langer aan het Kennedy-rondpunt te laten uitmonden, maar enkele honderden meters vroeger.

De mobiliteit in Oostende zal er wellicht niet op verbeteren. De inwoners van het hinterland trotseren al jaren het file-leed langsheen de Torhoutsesteenweg. De mensen komende uit Bredene, De Haan,… zuchten nu reeds dagelijks bij het doorkruizen van de Kennedy-De Bolle verbinding. Straks komt op het veel te krappe Van Glabeke rondpunt ook nog de verkeersontwikkeling van het nieuwe ziekenhuis en het kantorencomplex in de stationsbuurt. Het heeft er dan ook alle schijn naar dat dit het toekomstig verkeersinfarct van Oostende zal worden.

Wij zouden zo nog een eindje kunnen doorgaan. Het doet ons eraan denken dat we nog niets hebben verteld over onze andere economische “poort” : de luchthaven van Oostende. Maar dit zal voor een andere keer zijn.

Tot slot:
Oostende heeft heel wat troeven in handen (kust en toerisme, economische poorten,...) maar kent ook heel wat bedreigingen (beperkt hinterland, structurele werkloosheid, Oostende als “terminus”,…).

Het is binnen dit gegeven moeilijk om een evenwicht te vinden tussen toerisme, te-
werkstelling, ondernemen en sociaal beleid.

Er werden in het verleden door heel wat politici en private investeerders diverse plannen gelanceerd : sommige kenden succes, andere bleven in ontwerpfase steken. De prognoses en beoogde effecten kwamen vaak niet uit.

ACV Oostende roept alle betrokken actoren op om samen werk te maken van een samenhangend beleid met een visie op lange termijn en met ruimte en aandacht voor tewerkstelling, en toerisme, ondernemen en investeren. Samen op zoek naar nieuwe energie voor Oostende.


tekst: ACV Oostende informeert (januari 2010)